Hoe ik NOHAB-fan werd....
Mijn belangstelling voor modelspoor dateert uit 1967. Mijn vader kwam op het onzalige idee mij een rail-ovaal cadeau te doen. Een stoomloc met een paar wagentjes erbij en twee wissels met een stukje extra spoor. Uiteraard moest daar al vrij snel een locomotief (met wagentjes) bij. Want wat is het nut van dat tweede spoor als er geen trein op staat?
In de catalogus van 1967 stond een fabelachtig mooie rood-bruine diesel-locomotief uit Noorwegen; maar mijn patriottisme won het van mijn gevoel voor schoonheid: de keuze viel op een E-loc uit de serie 1200 van de NS.
Er kwamen ook nog twee seinen bij zodat de twee treinen zonder ongelukken tegelijkertijd in bedrijf konden zijn. Nu is een E-loc zonder bovenleiding niet compleet, dus stukje bij beetje kwam de 1200 "onder de draad".
In de loop van de jaren breidde het emplacement zich uit; deed electronica-techniek haar intrede. Ik was er al snel achter dat dit niet alleen fors in prijs scheelde ten opzichte van het fabrieksmateriaal, maar ook nog eens veel meer mogelijkheden bood treinen zonder brokken over de baan te laten rijden. Het maakte de weg vrij voor de inzet van een ongekend aantal extra treinen. In de loop van de tijd kwamen er diverse E-loc's bij; een paar kleine stomertjes en een rangeerloc met z.g. telex-koppeling waarmee wagons en loc op iedere willekeurig plek van elkaar gescheiden kunnen worden zonder dat er een hand aan te pas komt.
Pas jaren later blunderde ik weer tegen een model van de diesel-noor aan. De loc was in een winkel van de stelling gevallen en werd daarom met stevige korting aangeboden.

Het bleek weliswaar de opvolger te zijn van het model uit 1967 met een iets andere striping, maar dat mocht de pret niet drukken. Integendeel; want de (imitatie) getraliede ruiten maakten dit model zo mogelijk nog fraaier dan zijn voorganger. Vanaf dat moment was ik NOHAB-fan; iets specifieker: bolneus-liefhebber.
De daklijn van de noor wijkt af van de NOHAB/AFB-loc's van hetzelfde type die in andere landen dienst deden (en nog doen trouwens) maar bijvoorbeeld belgen en luxemburgers vind ik vooral dankzij hun kleurstelling een lust voor het oog.
Naarmate ik me er meer in verdiepte kwam ik er achter dat vrijwel ieder type in verschillende kleurtekeningen heeft gereden en dat hiervan een redelijk groot aantal in model is uitgebracht.
Ondanks het gegeven, dat ik door mijn wisselstroombaan beperkt ben in het aantal beschikbare modellen is het aanbod toch nog robuust te noemen.
Een paar maanden na aanschaf van de eerste
"Nora" vond ik op een treinenbeurs nog een drietal exact dezelfde loc's en in een vlaag van verstandsverbijstering heb ik die allemaal aangeschaft. Verliefdheid maakte blind?
Toen begon een zoektocht naar noorse wagentjes om het geheel een beeld te geven dat de realiteit nog enigszins kon benaderen.
De verkooppolitiek van de fabrikant en mijn beperkte budget werkten tegen. Toen ik eindelijk tot aanschaf van noorse D-trein wagens over kon gaan waren ze uit het programma gehaald; alleen nog als export-model in Noorwegen verkrijgbaar.
Op een hobbybeurs vond ik ze een jaar later alsnog. Tot mijn verrassing lagen daar ook noorse olie-wagens.
De NOHAB-liefde bloeide jaren later onverwacht weer verder op, toen ik via een omweg een exemplaar kreeg van een belgische '54'; donkergroen met gele strepen. Vrijwel gelijktijdig met deze belg vond ik op een beurs een tiental knalrode olie-wagens van de oliemaatschappij SECA; ondergebracht bij de NMBS/SNCB, dus dat was een mooi contrast met de donkergroene locomotief. Hoewel de belgische loc een totaal ander karakter heeft dan de bruine noren: als ze naast elkaar staan is dat pure poëzie! Van de ene dag op de andere zette zich een hardnekkige gedachte in mijn hoofd:
"Ik ga proberen zoveel mogelijk verschillende modellen van dit loc-type te bemachtigen"
Inmiddels ben ik een aardig eind op weg. Zeven identieke bruine noren is misschien wat veel van het goede; maar het hindert eigenlijk niets als ze in rijdend bedrijf worden gebruikt. Je kunt dan niet zien, dat ze hetzelfde nummer op de neus hebben staan. Er rijden nog twee andere bruine noren met dezelfde strepen, maar een ander bedrijfsnummer en een kleiner embleem op de neus. Ook een groene noor en vier denen (twee bruin; één rood/zwart en één in z.g. kunst-tekening) draaien hun rondjes mee. Verder zijn de eerder genoemde belg en een 'landloze' Nohab-demonstrator in bedrijf. Dan is er ook nog een luxemburger in rood-bruin met gele strepen. In België en Luxemburg hadden deze locomotieven oorspronkelijk dezelfde striping, maar verschillende basiskleuren.

Aan dit patroon dankt de loc haar bijnaam:
"coloradokever"; een naam die later ten onrechte voor alle loc's van dit bolneus-type opgevoerd zou worden, ongeacht de kleurstelling. (Het plaatje hiernaast heeft overigens niet de juiste tekening).
Het paradepaardje op de modelbaan vind ik zelf een loc van het noorse type, in knalgele kleurtekening van de Jernbaneverkat; aan beide zijden voorzien van een gigantische sneeuwschuiver.

Het is de enige loc in mfx-(digital)techniek. Speciaal voor deze loc wordt er nu een klein stukje digital-spoor in een vitrine-kast aangelegd. De loc zou weliswaar mee kunnen draaien op de analoog aangestuurde baan, maar dan zijn de digitalfuncties niet beschikbaar. Het is niet te combineren met de inmiddels antieke M-rails en de door mij zelf ontworpen beveilings-techniek. Bovendien is het model te fraai om regulier mee te laten rijden gelet op de toch nog steeds aanwezige kans op schade door aanrijdingen.
Ik schreef hierboven al: Liefde maakt blind. Het Märklin-model wijkt op veel punten af van het grote voorbeeld, maar ik vind het alsnog een pracht-exemplaar!
Eind Juni 2009 heb ik de beschikking gekregen over een aantal modellen in topconditie. Die gaan binnenkort een plaatsje krijgen in dezelfde vitrinekast. Iets minder fraaie exemplaren van dezelfde typen kunnen nu rijdend worden ingezet. Omdat er relatief zeldzame loc's tussen zitten voelde het als een doodzonde ze bloot te stellen aan de gevaren van alledaags treinverkeer.
Er staan nu ruim dertig treinen bedrijfsklaar op de baan, maar de 'Gros-nez' maken de dienst uit!
Onder het kopje
foto's
is te zien hoe sinds 2009 het verhaal rond bolkoppen zich heeft ontwikkeld.
Er is ook nog een aantal loc's van andere typen bijgekomen die buiten het Nohab/Afb-verhaal vallen.
Een zijsprongetje..
Terug naar 1968
Met uitbreiding van het baanplan kwam ruimte voor extra locomotieven. De eerste was na lang sparen geregeld. Telex-koppeling had prioriteit.
Op mijn lijstje stonden ook modellen van de NS1100 en de NS1200, die allebei in de Märklin catalogus stonden.
Toen er geld was voor een nieuwe loc en een stuk bovenleiding heb ik voor de 1200 gekozen.
Later werd de 1100 door Märklin aangepast naar wat er in het echt gebeurde: andere kleurstelling en een botsneus... Niet mijn ding...
Het oude oorspronkelijke model is altijd een wens gebleven. Jarenlang het internet afgezocht - niks gevonden.
Uiteindelijk is het toch gelukt. Een toevalstreffer. Ik moest een reparatie uit laten voeren door een specialist. In die winkel lag op een plank een oude doos met de tekening van de 1100.
Het was aan de loc af te zien dat hij gebruikt was, maar toch in redelijke conditie. Dus na ruim vijftig jaar is deze loc alsnog aan mijn rijdend materieel toegevoegd!
Een halve maand later heb ik via internet de groene variant aangeschaft. Volgens Märklin naar voorbeeld van een SNCF-loc. Maar uiterlijk zijn groen en blauw exact hetzelfde, met bedrijfsnummer 1101.